Een glazen kooi waarvan het deurtje openstaat

Boekbespreking: Nicholas Carr, De glazen kooi: wat automatisering met ons doet

cover-de-glazen-kooiZou ik me hulpeloos voelen zonder smartphone? Dat denk ik wel. Mijn smartphone dient als uurwerk, wekker, gps en vooral: hij houdt me in contact met de rest van de wereld. Bij u, beste lezer, is het waarschijnlijk net zo. Nicholas Carr, een gerenommeerd denker over technologie vindt die afhankelijkheid verontrustend. De auteur van de bestseller Het ondiepe: hoe onze hersenen omgaan met internet, biedt in zijn recentste boek De glazen kooi een kritische kijk op hoe automatisering ons leven beïnvloedt. Niet alleen in het dagelijkse leven, maar ook in het beroepsleven doen computers en robots steeds meer in onze plaats en dat heeft volgens hem nefaste gevolgen voor onze kennis en vaardigheden, onze autonomie, onze nieuwsgierigheid en nog vele andere van onze kwaliteiten. De mens is zich evenwel niet bewust van de hoge prijs die hij betaalt voor zijn persoonlijke gemakzucht en zijn collectieve winstbejag. Hij is daarvoor te verblind door de vele voordelen die automatisering hem biedt.

Realist of doemdenker?

Carr beweert dat we die voordelen overschatten. We kunnen het natuurlijk ook omdraaien en de vraag stellen: overschat Carr de nadelen van automatisering niet? Om die vraag op een gestructureerde manier te beantwoorden, maak ik in deze blogpost het ietwat artificiële onderscheid tussen de gevolgen van automatisering voor de mens als individu en de gevolgen van de automatisering voor de samenleving in zijn geheel. Zelf bespreekt Carr de twee soorten gevolgen dooreen, aangezien ze in de meeste gevallen ook sterk met elkaar verbonden zijn. Zo beïnvloedt de automatisering van de luchtvaart de individuele piloot (de vliegskills van de piloot nemen dramatisch af), maar ze beïnvloedt ook de luchtvaart in het algemeen (ze zorgt o.a. voor een grotere veiligheid). De luchtvaart is voor Carr een belangrijke casus omdat dat een domein is waarin de negatieve invloed van automatisering al heel lang gedocumenteerd wordt. De glazen kooi uit de titel van het boek verwijst ook naar de cockpit waarin de piloot gevangen zit tussen de computers.

Automatisering en het individu

Het is niet zo dat de auteur zich alleen negatief uitlaat over automatisering. Hij weet dat de opmars van de computer niet te stoppen valt en erkent daar een aantal positieve gevolgen van. Wel stelt Carr zich als een van de eersten de vraag wat automatisering doet met de mens. Hij gelooft dat automatisering verandert hoe wij ons gedragen en hoe wij denken: “Een apparaat dat werk bespaart, vormt niet enkel een vervanging voor één bepaald, losstaand onderdeel van een taak. Het hele karakter van die taak verandert erdoor, inclusief de rollen, de houding en de vaardigheden van de mensen die aan de uitvoering deelnemen.”

Meerdere malen benadrukt Carr dat de mens veranderd is van een handelende persoon in een waarnemende persoon. In het begin van de technologische ontwikkelingen werd gereedschap gebruikt als hulpmiddel: het vergrootte de mogelijkheden van de mens in de wereld en hij kon er zijn vaardigheden mee ontwikkelen. Er was bijvoorbeeld de zeis, die de productiviteit uitbreidde en tegelijkertijd toeliet dat de landbouwer de wereld beter begreep. Simpele gereedschappen werden doorheen de tijd complexe machines en computers en die zijn volgens Carr niet langer een hulpmiddel. De rollen zijn omgedraaid: de mens staat nu in dienst staat van zijn ‘gereedschap’ (hij is afhankelijk ervan), terwijl zijn vaardigheden afnemen. We leren eigenlijk het best als we zelf actief iets moeten doen, zegt Carr, maar het is net die actieve rol die automatisering wegneemt. Daar komt nog bij dat je iets pas echt leert door inspanning en herhaalde oefening en ook dat heeft de automatisering overbodig gemaakt. Het gevolg daarvan is dat het nog zeer moeilijk is om echt expertise te verwerven en je ten volle te ontplooien. De auteur geeft hier een heleboel voorbeelden van.

Zo is de fabrieksarbeider in de passieve rol van bewaker geduwd. Hij moet zich zowel fysiek als mentaal niet meer inspannen en wordt daardoor niet gestimuleerd om zijn talenten te ontwikkelen. Daarnaast zet de automatisering ook buiten het werkveld een rem op de ontwikkeling van onze vaardigheden. We berusten bijvoorbeeld zo sterk op de gps dat ons eigen navigatievermogen erop achteruit gaat. De meeste van die voorbeelden zijn tamelijk aannemelijk, maar enige nuancering is toch nodig. Op het vlak van arbeid brengt Carr zelf wel wat nuance aan. Zo wijst hij erop dat onder meer artsen en architecten er soms bewust voor kiezen om het advies van de computer niet te volgen of om hem gewoon niet te gebruiken, omdat ze vinden dat die hen beperkt. Ook zegt hij dat er grenzen zijn aan het nut van de computer. Bepaalde menselijke kwaliteiten zoals verbeelding of intuïtie zal de computer nooit hebben. Over de invloed van smartphones en sociale media op het privéleven is de auteur daarentegen veel te ongenuanceerd. Hij is daarin trouwens zeker niet alleen. Markowetz schreef onlangs nog een volledig boek over het feit dat de smartphone onze productiviteit vermindert. Er zit sowieso een kern van waarheid in wat Carr zegt; dat beseffen we denk ik allemaal. Iedereen die gebruik maakt van sociale media ervaart bijvoorbeeld dat die zijn concentratievermogen aantasten. Toch heeft automatisering zeker ook positieve effecten op ons leven.

Clive Thompson bijvoorbeeld toont in zijn boek We worden steeds slimmer aan dat computers, internet en sociale media net veel gunstige effecten hebben op ons brein. Om te beginnen ziet Thompson de evolutie van ‘gereedschap’ anders dan Carr. De mens heeft nieuwe gereedschappen telkens op zo’n manier ingezet dat ze zijn mogelijkheden hebben vergroot en dat is ook mogelijk met de nieuwe digitale hulpmiddelen. Die hulpmiddelen moeten natuurlijk wel nog verbeterd worden, zegt Thompson, maar ook het boek is pas na vele aanpassingen een goed cognitief hulpmiddel geworden. De auteur ziet verder een grote toekomst in het samenwerken van mens en computer. Samen kunnen ze meer dan alleen. In het schaken is een team van computers én mensen sterker dan een team van alleen mensen of een team van alleen computers. Ik ga niet in detail in op de vele interessante voorbeelden in het boek, maar het mag duidelijk zijn dat automatisering geen volledig negatief verhaal hoeft te zijn: de computer kan ons denkvermogen net ook uitbreiden.

Carr gaat regelmatig nog een stap verder. Hij doet een aantal zeer duistere voorspellingen over waartoe automatisering zal leiden. Om verder te gaan op het voorbeeld van de gps: het navigatievermogen staat volgens hem in verband met de mogelijkheid om te herinneren en dus is er een grote kans dat het verminderen van dat navigatievermogen zorgt voor een afname van de werking van het geheugen. Ook stelt hij bijvoorbeeld dat de automatisering van mentale arbeid misschien zal leiden tot “de erosie van de fundamenten van het verschijnsel cultuur: ons verlangen om de wereld te begrijpen”. Carr schuwt de apocalyptische uitspraken dus alleszins niet, maar hij onderbouwt ze niet (goed). Veel meer dan wat speculatie is het niet. De kans dat het allemaal zo’n vaart zal lopen, lijkt me trouwens sowieso al klein.

Automatisering en de maatschappij

De focus van Carrs betoog ligt op de invloed van automatisering op het individu, maar hij heeft het ook regelmatig over de veranderingen die de automatisering teweegbrengt in de maatschappij. Met het massa-ontslag bij ING om ruimte te maken voor digitalisering, is automatisering ook in België weer een brandend actueel thema. Hoewel de gevolgen van de automatisering voor de maatschappij verder reiken dan de arbeidsmarkt alleen, zal ik in het licht van de actualiteit wel daarop focussen in de volgende paragrafen.

Carr schetst in De glazen kooi de evolutie van de automatisering vanaf de industriële revolutie tot nu. Bij elke golf van technologische vooruitgang was men bang dat nieuwe machines, computers of software mensen overbodig zouden maken. Toch bleek die angst telkens weer ongegrond: de economie herstelde keer op keer en er kwamen altijd nieuwe jobs bij. Maar volgens Carr is het bij deze digitale revolutie anders. Hij beroept zich op een heleboel economen om te staven dat de werkgelegenheid niet meer voldoende meegroeit. Het oude verband tussen nieuwe technologie en nieuwe banen geldt niet meer; op lange termijn zullen door de technologische ontwikkelingen heel veel banen verloren gaan. Hij stelt dat er wel jobs bijkomen in de automatisering en verwante sectoren, maar dat zijn er bijlange niet zo veel als bij de vorige revoluties. Niet iedereen kan programmeur worden en zelfs programmeurs kunnen ondertussen al vervangen worden door computers.

Anderen schatten de kansen voor de werkgelegenheid minder somber in. Uit een onderzoek dat ING (oh, de ironie) in 2015 uitvoerde in navolging van de Amerikanen Frey en Osbourne, bleek dat er voor maar liefst 49% van de huidige jobs in België een grote kans bestaat dat ze geautomatiseerd worden. ING is ondanks die hoge cijfers niet al te pessimistisch. Bepaalde soorten jobs (voornamelijk administratieve) zullen misschien wel geautomatiseerd raken, maar dat creëert net ruimte voor nieuwe jobs. De voorwaarde is wel dat de samenleving zich snel genoeg aanpast door werknemers om te scholen, het onderwijs en de huidige jobs aan te passen. De automatisering zou volgens ING zelfs een oplossing kunnen zijn voor een arbeidstekort door de toenemende vergrijzing van de bevolking. Het lijkt er opnieuw op dat Carr te snel negatieve conclusies trekt. Bovendien moeten de cijfers uit het ING-rapport gerelativeerd worden. Een OESO-studie uit 2016 waarin gekeken werd naar het takenpakket van de jobs en niet naar de jobs in hun geheel leverde namelijk heel andere resultaten op. Slechts 6,5% van de jobs in Vlaanderen (er zijn geen cijfers voor Wallonië) zouden een grote kans hebben volledig geautomatiseerd te worden. Het lijkt dus al bij al toch nog te gaan meevallen met de afname van de werkgelegenheid.

En dan zijn er nog degenen die ronduit optimistisch zijn. Zo is er Saskia Kinds, de voorzitter van Agoria ICT. Zij is er rotsvast van overtuigd dat de automatisering in België jobs zal creëren. In tegenstelling tot Carr zegt zij dat er net als bij alle andere technologische revoluties ook nu weer voldoende nieuwe jobs zullen bijkomen. Wel benadrukt ook zij het belang van begeleiding van de huidige werknemers en de juiste scholing van de toekomstige werknemers. Hal Valerian, hoofdeconoom bij Google, stelt net als Kinds vol zekerheid dat de geschiedenis zich zal herhalen. “Die vrees is er bij elke technologische revolutie, en die is telkens ongegrond. Rond 1900 was smid nog een populair beroep, twintig jaar later werd zo iemand mecanicien. Zo zal het nu ook gaan. Door digitalisering komen er jobs bij.” Al is het natuurlijk mogelijk dat bij die optimisten de functie die ze uitoefenen een rol speelt. Zij zullen geen dingen zeggen die ingaan tegen de belangen van hun eigen bedrijf. Dát er jobs zullen verdwijnen is zeker, maar de toekomst lijkt vooralsnog niet zo somber als Carr die voorstelt. Ik geloof ook dat de mens zich zal aanpassen en nieuwe jobmogelijkheden zal creëren.

Doemdenker Carr

In het boek raakt Carr nog een aantal andere interessante kwesties aan – hij pleit onder meer voor een meer ergonomische aanpak en heeft het over de ethische implicaties van automatisering –,maar er is hier geen ruimte meer om die te behandelen. Hoe dan ook, de conclusie is dat we niet zomaar alles moeten geloven wat Carr zegt. Hier en daar nuanceert hij wel, maar in het algemeen schetst hij toch een te eenzijdig negatief beeld. Het mag duidelijk zijn dat Carr de nadelen van automatisering overschat. De automatisering biedt zeker ook mogelijkheden, in het privéleven en in het arbeidsveld: de deur van de glazen kooi staat nog open.


Plaats een reactie